Hoe ik een soort van over mijn presentatie-angst heen kwam in één week.

Ik houd niet van presentaties. Waar ik mijzelf over het algemeen prima kan uitdrukken in woorden, eindigt een presentatie bij mij regelmatig in wat gestotter en een knetter rood hoofd. Vrij problematisch wanneer je regelmatig presentaties hoort te geven op congressen. Afgelopen week was voor mij dan ook fantastisch, want er stonden niet twee, maar drie presentaties op het programma. Echt één groot feest. 

Kwam er ook nog eens bij dat twee van de drie presentaties pitches waren. Je weet wel, waar je in twee of drie minuten je hele onderzoek op een begrijpelijke manier moet uitleggen en het liefste ook nog eens lekker catchy en met een sprankelende persoonlijkheid. Nu heb ik over het algemeen natuurlijk wel een ontzettend sprankelende persoonlijkheid – zo kreeg ik gisteren te horen dat iemand mij meteen aardig vond omdat mijn persoonlijkheid zo lekker donker zou zijn (?) – maar die komt niet helemaal tot uiting wanneer ik stijf van de angst als een soort van hert het publiek in kijk.

Deze week kon dan ook niets anders dan een groot succes worden. Maar er veranderde iets. Dinsdag moest ik mijn eerste pitch geven tijdens een media-training en vlak voordat ik moest besefte ik dat het heel raar was om hier zenuwachtig voor te zijn. Er waren immers maar zeven andere mensen in de zaal en we hadden vijf minuten voorbereidingstijd gehad, dus alles wat ik zou doen zou helemaal prima zijn. Voor het eerst ooit, stond ik dan ook voor de rest zonder zenuwen. Wel wat gezonde spanning, maar geen rode wangen of trillende benen.

De dag erna moest ik weer een presentatie houden, maar dit keer voor het project waardoor ik gefinancierd word. Dit kon alleen maar uitlopen tot een ramp en dat deed het ook. Mijn onderwerp stond zo ver af van wat de rest deed en doordat ik iedereen zag afhaken vergat ik ook het essentiële deel, de inleiding, goed uit te leggen. Ik had dan wel geen zenuwen gehad voor de presentatie – de tweede keer ooit – maar de teleurstelling was zó groot. Ik kon wel janken. En het liefste was ik meteen weer naar voren gelopen om het goed te maken. Om te laten zien dat ik het wel echt kon.

Mijn presentatie woensdag liep precies zoals het in mijn grootste nachtmerrie ging: alle belangrijke mensen in een zaal en mijn presentatie kwam niet over. Om nog maar te zwijgen over de pijnlijke stilte die er viel tijdens het beantwoorden van de vragen omdat mijn brein even besloot uit te gaan. Het was vreselijk, maar mijn hoofd werkt dan wel weer zo dat ik meteen begon te evalueren waar het fout ging. Conclusie: mijn onzekerheid. Omdat ik bang was fouten te maken, had ik essentiële informatie niet verteld en ik had geen algemeen verhaal willen houden in de plaats van mijn resultaten, waarvan ik wist dat het heel moeilijk zou zijn om die uit te leggen in tien minuten, omdat ik bang was dat ze mij dan dom over vonden komen. En  juist omdat ik zo bang was, was het allemaal één grote ramp geworden. Dus bang zijn heeft verder ook niet zoveel zin.

En daarom had ik eigenlijk best wel veel zin in mijn pitch vrijdag. Ik trok mijn jungle-blouse aan, oefende een paar keer (lees: miljoen keer) met het soepel omgooien van een stoel en toen besloot ik dat ik klaar was.

Ik vond het eng, waardoor ik qua intonatie een soort van robot was, maar alles ging soepel en het omgooien van de stoel ging vrijwel vlekkeloos. Ondanks dat er mensen in de zaal zaten die ik kende – waardoor ik normaal volledig dicht zou klappen – genoot ik van mijn 3 minuten of fame en kon mijn dag helemaal niet meer kapot toen ik hoorde dat ze mij zelfs besproken hadden alsof ik een mogelijke winnaar was. Intens blij dat ik dat niet was, want dan had ik nog een keer moeten pitchen en dan meteen voor een mega groot publiek, sloot ik de dag af met een overwinningsbiertje.

Doei presentatie-angst, tot nooit meer ziens.

(dit heb ik al een hele tijd geleden geschreven maar ik vergat om op ‘publiceren’ te klikken)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *