Ik kan heel goed de tafel van 7.

Afgelopen week bevond ik mij op het wad. Totaal uit mijn comfortzone zo zonder computer, maar juist de afwezigheid van de computer (en aanwezigheid van kabbelende golven en vogeltjes) zorgde ervoor dat ik veel tijd had om na te denken over mijn PhD. Niet zozeer over de inhoud, maar wel over het proces. Om mij heen zie ik namelijk de één na de ander bezwijken onder de stress, en ook ik moet mijzelf ook regelmatig er aan herinneren dat dit slechts een baan is. Dat ik niet faal als mens wanneer mijn scripts de ene error na de andere produceren. Vroeger waren mijn eigenwaarde en identiteit totaal niet gelinkt met of ik wel of niet foutloos de tafel van 7 op kon zeggen – eerder met hoeveel knikkers ik wist te winnen in de pauzes – maar op één of andere manier ben ik dit wel gaan doen in mijn PhD-traject (mijn eigenwaarde hangt nog steeds niet af van hoe goed ik de tafel van 7 kan opzeggen, maar soms laat ik die wel afhangen van hoe goed mijn onderzoek gaat). Deze week las ik in de Trouw dat je een burn-out krijgt wanneer je het verhaal over je eigen identiteit niet meer vol kunt houden. Aangezien mensen in de wetenschap zichzelf continu identificeren met het werk dat ze doen, vroeg ik mij af of dit misschien de reden is dat zoveel PhD studenten last hebben van psychische klachten?

Cultuurfilosoof Maarten Coolen omschrijft een burn-out als volgt:

Bij een burn-out is iemand existentieel opgebrand. Als je tegenwoordig een identiteit wilt hebben, iemand wil zijn, moet je een verhaal hebben over jezelf. Onze identiteit heeft een narratief karakter gekregen: je moet je persoonlijke verhaal voortdurend updaten om te zorgen dat je interessant blijft voor andere mensen. Want alleen dan besta je. Mensen met een burn-out lukt het niet meer om dat verhaal in stand te houden. Dat leidt tot een gevoel van zinloosheid. Dat heeft niet alleen betrekking op werk, zoals vaak wordt gedacht: het hele leven heeft geen kleur meer. Het is niet zo dat bepaalde taken je te zwaar worden, het wordt je te zwaar om iemand te zijn.

Als je dit doortrekt naar de wetenschap, dan zie je dat in ieder geval op de werkvloer continu van je gevraagd wordt om jezelf te verkopen. Waarschijnlijk in mindere mate in je eigen vakgroep, maar zodra je in gesprek raakt met wetenschappers uit andere vakgroepen, dan gaat het gesprek vrijwel alleen maar over het onderzoek wat je doet. Logisch, want dat is het raakvlak tussen jullie. Of de ander net zo’n grote passie heeft voor het op kleur sorteren van je boekenkast als jij, is nog maar de vraag. Bovendien zijn de eerste jaren van een onderzoeker heel onzeker en in grote mate afhankelijk van je netwerk, waardoor het van belang is dat je een positief beeld achterlaat bij de mensen die je ontmoet. Je weet maar nooit of zij niet degene zijn die je aan jouw volgende tijdelijke contract kunnen helpen. Het gevolg is dus dat zodra je op een congres bent, je eigenlijk alleen maar bezig bent met het zo goed mogelijk neerzetten van jezelf en jouw onderzoek. Zelfs als het op dat moment eigenlijk kut gaat.

En bij mij gaat het eigenlijk 80% van de tijd kut. Die andere 20% is voldoende om redelijk op schema te liggen, maar het merendeel van de tijd is het werk moeilijk en zwaar en snap ik zelf ook niet altijd wat ik aan het doen ben. Naar anderen toe dan vol overtuiging proberen uit te stralen dat ik het volgende talent van de wetenschap ben, is dan niet alleen rete-moeilijk, maar ook heel vermoeiend. Vermoeiend, omdat ik een beeld van mijzelf in stand wil houden, wat op dat moment niet overeenkomt met mijn beeld van de werkelijkheid. En volgens Maarten kan dat dus leiden tot een burn-out: wanneer je het verhaal – dat je een succesvolle wetenschapper bent die alleen maar fantastische dingen doet en mega slim is – niet meer vol kunt houden. Nu denk ik dat ik niet de enige ben die moeite heeft met dat verhaal verkopen. Als PhD student ben je tenslotte in opleiding, wat betekent dat falen en heel hard op je bek gaan, onderdelen zijn van het leerproces. Ik heb nog nooit een verhaal gehoord over een top-wetenschapper bij wie alles kwam aanwaaien, maar op één of andere manier verwachten wij wel allemaal dat het ons lukt om succesvol te worden binnen de periode van vier jaar.

In een beroepsgroep waar momenteel alles draait om hoe succesvol je bent binnen een systeem wat ook nog eens ontzettend gebaseerd is op twijfelachtige criteria zoals de impact factor van het tijdschrift waarin je publiceert, en waar het in stand houden van jouw verhaal zo belangrijk is, zou het fijn zijn als er wat meer aandacht is voor wie je bent als mens, als wetenschapper, maar daarbij al je talenten, maar zeker ook je tekortkomingen. Wellicht dat we dan ooit nog eens in een revolutionaire fase terechtkomen waarin wij als wetenschappers gaan erkennen dat we niet allemaal goed kunnen zijn in alles en dat dat ook niet nodig is, omdat wij elkaar kunnen aanvullen (Alhoewel dat zou betekenen dat mensen echt samen moeten werken en dan krijg je weer ruzie over wie er eerste en wie tweede auteur is, want dat is van groot belang. Niet alleen voor je boekje (want je moet minimaal 3x eerste auteur zijn in 4 jaar tijd wil je de titel doctor verdienen), maar ook voor je verhaal en je ego, want ” van der Bolt.  et al”, klinkt toch net ff wat lekkerder dan wanneer je de “et al.”  bent).

En nu we toch bezig zijn, misschien moeten we wat minder spastisch worden over de hele ratrace naar de top. Laatste hoorde ik iemand zeggen (oké, oké, ik hoorde mijzelf zeggen): ‘Zij heeft al 3 jaar uitloop met haar PhD, dus een baan in de wetenschap kan ze wel vergeten.’  En nu ik daar over nadenk, denk ik: dus? Ze staat voor de kwaliteit die ze levert en doet liever iets langer over een boekje wat kwalitatief goed is, dan dat zij binnen de tijd iets aflevert om maar mee te blijven dingen naar de hoofdprijs, waarvoor kwaliteit lang niet altijd meer hoger staat dan kwantiteit. Of juist andersom, dat je ervoor kiest om klaar te zijn binnen de tijd waarvoor je betaald wordt (wat mij niet eens een heel onredelijke keuze lijkt) en om die reden misschien onderzoek aflevert wat goed is, maar niet briljant. Lekker belangrijk. Je maakt het af. Daar gaat het om. En dat inzicht was ik zelf even kwijtgeraakt.

Net zoals ik af en toe in inzicht kwijtraak dat dit slechts een baan is, en dat dit net zo min iets zegt over mij als persoon als mijn vermogen om de tafel van 7 op te zeggen. En zo faal ik regelmatig in van alles, maar dat is helemaal goed, want dat verhaal kan ik tenminste wel met overtuiging brengen. In combinatie met mijn voorliefde voor middagdutjes, moet dat ervoor zorgen dat ik mijn laatste jaar zonder burn-out doorkom.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *